Hoe wordt het S-peil bepaald?
Het S-peil wordt niet langer bepaald op niveau van het gebouw, maar op niveau van de EPB-eenheid.
Dit wil zeggen dat er voor een appartementsgebouw niet één S-peil wordt berekend, maar dat elk appartement afzonderlijk zijn eigen S-peil heeft.
Hierdoor worden problemen opgelost met betrekking tot bouwknopen van gemeenschappelijke delen en met aangiftes van appartementsgebouwen met casco-ruimtes.
In het S-peil is de energiebehoefte voor verwarming én koeling opgenomen.
Bijgevolg wordt het S-peil bepaald door volgende factoren:
- gemiddelde U-waarden en de bouwknopen
- zonnewinsten
- ventilatieverliezen ten gevolge van de graad van luchtdichtheid
- vormefficiëntie
- transmissieverliezen naar buitenomgeving en aangrenzend onverwarmde en verwarmde ruimten
- thermische massa
Gemiddelde U-waarden en de bouwknopen:
Hoe beter de gebouwschil is geïsoleerd en hoe meer bouwknopen EPB-aanvaard worden ontworpen, hoe lager het S-peil.
Zonnewinsten:
De zon levert gratis warmte, waardoor de energiebehoefte voor verwarming daalt, maar tevens betekent een teveel aan zonnewarmte dat er moet gekoeld worden, waardoor de energiebehoefte voor koeling stijgt. Naast de hogere U-waarde van de vensters zijn volgende factoren van invloed: grootte van de vensters, oriëntatie t.o.v. het zuiden, beschaduwing, zonwering, zontoetredingsfactor van de beglazing. Het percentage buitenschrijnwerk is dus een mes dat naar twee kanten kan snijden. Algemeen kan gesteld worden dat te grote vensters nadelig zijn voor het S-peil.
Interne warmtewinsten worden echter niet meegerekend, aangezien ze niet afhankelijk zijn van de kwaliteit van de gebouwschil.
Ventilatieverliezen ten gevolge van de graad van luchtdichtheid:
Hoe luchtdichter het gebouw is uitgevoerd, hoe lager het S-peil zal zijn.
Ventilatieverliezen door hygiënische ventilatie, eventuele vraagsturing, warmterecuperatie en uitvoeringskwaliteit, worden niet meegerekend.
Vormefficiëntie:
Het K-peil werd onder meer bepaald door de compactheid van het gebouw. Hierdoor werden kleinere eenheden benadeeld ten opzichte van grotere eenheden met gelijke vorm. Door de invoering van de vormefficiëntie wordt dit nadeel opgeheven.
Een grillige vormgeving met insprongen of dakkapellen is minder vormefficiënt dan een compact gebouw. Er moet gestreefd worden naar een vormefficiëntie van minimaal 0,70.
Met een gelijke isolatiegraad heeft een vrijstaande woning een hoger S-peil dan een rijwoning of appartement.
Transmissieverliezen naar buitenomgeving en aangrenzend onverwarmde en verwarmde ruimten:
Bijkomend worden verliezen naar aangrenzend verwarmde ruimtes voor 20% in het S-peil meegerekend. Bijgevolg verdient de isolatie tussen naburige eenheden eveneens de aandacht. Dit geldt niet alleen voor de tussenmuren, maar eveneens voor de tussenvloeren.
Thermische massa:
Een zware constructie uit metselwerk en beton heeft het vermogen om de warmte te bufferen en terug af te geven tijdens wisselende omstandigheden door bijvoorbeeld plotse zoninval. Hierdoor blijft de temperatuur vrij stabiel. Een constructie uit houtskelet heeft deze eigenschap in veel mindere mate. Een zware constructie levert een lager S-peil op.